gevaarlijke stoffen
Internationaal schadefonds voor ongevallen vervoer gevaarlijke stoffen over zee
Het kabinet heeft ingestemd met een wetsvoorstel om een internationaal verdrag over het vervoer gevaarlijke stoffen over zee te implementeren (HNS-verdrag). Daarmee is de oprichting van een internationaal schadefonds voor grote scheepsongevallen met gevaarlijke stoffen een stap dichterbij. Partijen die schade lijden door een ongeval met een zeeschip met gevaarlijke en schadelijke stoffen worden door dit verdrag beter beschermd.
Op dit moment moeten scheepseigenaren die dit soort stoffen over zee vervoeren al verzekerd zijn voor ongevallen. Maar bij een zeer groot ongeval kan de maximale dekking van de verzekering ontoereikend zijn om alle schade te vergoeden en slachtoffers te compenseren.
Het HNS-verdrag (Hazardous and Noxious Substances) moet daar verandering in brengen, door een internationaal fonds te creëren waar schade uit kan worden gecompenseerd, als die hoger uitvalt dan waar een reder voor verzekerd is. Uit het fonds kan maximaal zo’n 300 miljoen euro aan schade worden vergoed.
Om het verdrag in werking te laten treden, moeten ten minste twaalf van de landen die het verdrag hebben ondertekend, het ook in nationale wetgeving hebben verankerd. Op dit moment hebben zes landen dit gedaan. Nederland zal het verdrag gezamenlijk met België en Duitsland ratificeren. Ook Frankrijk is druk bezig met de voorbereiding voor ratificatie. De verwachting is dat snel genoeg landen zullen volgen om het verdrag in werking te laten treden.
Naast de oprichting van een schadefonds, verplicht het verdrag reders ook om een aparte verzekering af te sluiten voor HNS-stoffen. Nu volstaat nog een algemene verzekering voor scheepsongevallen bij het vervoer gevaarlijke stoffen over zee.
Het internationaal fonds moet worden gevuld door bedrijven en industrie die HNS-stoffen ontvangen. Zij hoeven pas af te dragen wanneer er een ongeval met HNS-stoffen heeft plaatsgevonden die de verzekering van de scheepseigenaar te boven gaat.
Op zoek naar een E-learning Awareness IMDG code?
Etikettering gevaarlijke stoffen volgens ADR en CLP
Voor etikettering van opgeslagen gevaarlijke stoffen geldt onder meer artikel 17 van de CLP verordening. Een pictogram dat visueel het gevaar aanduidt van de gevaarlijke stof is onderdeel van het etiket. In een PGS 15 loods zullen verpakte goederen zijn opgeslagen. Dit kan een buitenverpakking, tussenverpakking en binnenverpakking of een enkele verpakking betreffen.
In beginsel dienen de verpakkingen geëtiketteerd te zijn conform de CLP verordening. Een uitzondering op deze verplichting is, zoals hierboven beschreven onder “Verschillen ADR- en CLP-pictogrammen”, opgenomen in artikel 33. Deze uitzondering geldt uitsluitend voor het CLP-pictogram op de buitenverpakking, mits de tussen- en binnenverpakking volledig conform CLP zijn geëtiketteerd, inclusief het betreffende CLP-pictogram. De uitzondering geldt tevens voor een enkele verpakking. Wellicht ten overvloede: het, onder voorwaarden, achterwege kunnen laten van het CLP-pictogram ontslaat de werkgever niet van de verplichting de overige kenmerken van het CLP-etiket aan te brengen.
Indien bovengenoemde buitenverpakking en enkele verpakking conform ADR zijn voorzien van gevarenpictogrammen, hoeft het overeenkomstige CLP-pictogram niet aangebracht te worden, mits het geen gevaar betreft dat alleen door een CLP-pictogram wordt aangeduid, zoals een CMR-stof.
Op zoek naar een PGS15 cursus of Cursus Basiskennis gevaarlijke stoffen?
Verschillen ADR- en CLP-pictogrammen
Voor etikettering en signalering van gevaarlijke stoffen (door middel van pictogrammen) gelden, afhankelijk van de wetgeving, verschillende voorschriften. Hierdoor verschillen ADR-etiketten en CLP-etiketten van elkaar. Dit is in zekere zin logisch, immers: het doel van de arbeidsomstandighedenwetgeving is een ander dan dat van het ADR. Ook de signalering van gevaarlijke stoffen middels pictogrammen op de etiketten verschilt van elkaar.
Als goederen vanuit, of bedoeld voor, vervoer worden opgeslagen, is op deze goederen meestal ADR-etikettering aanwezig. Deze etikettering is voorzien van de pictogrammen volgens de ADR regelgeving. Deze pictogrammen duiden grotendeels dezelfde gevaren aan als de pictogrammen die de CLP verordening voorschrijft. In de CLP verordening is, in artikel 33, opgenomen dat een CLP-pictogram op een buitenverpakking en op een enkele verpakking achterwege kan blijven als het gevaar van de gevaarlijke stof al aangeduid wordt door een ADR-pictogram. Als dit niet zo is, geldt dat het CLP-pictogram gebruikt moet worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor CMR-stoffen, waarvan het gevaar in de ADR wetgeving niet wordt aangeduid met een pictogram. Zonder deze aanduiding wordt niet voldaan aan artikel 4.1 d van het Arbeidsomstandighedenbesluit (bron CLM)
Op zoek naar een Cursus Basiskennis gevaarlijke stoffen waar deze onderwerpen in behandeld worden? In deze cursus wordt tevens de ADR behandeld.
ADR Awareness voor laboratorium medewerkers
Een laboratoriummedewerker heeft doorgaans weinig met het vervoer gevaarlijke stoffen over de weg te maken. Kennis over het ADR, de code voor het vervoer over de weg, is dan ook vaak niet aanwezig. Toch blijken er taken uitgevoerd te worden die er voor zorgen dat hij of zij toch aantoonbaar opgeleid moet zijn voor bepaalde taken. De E-learning Werken met gevaarlijke stoffen in het lab gaat hier uitgebreid op in, waarmee de cursus deelnemer aantoonbaar opgeleid wordt.
Lees veder op: https://gevaarlijkestoffen-in-het-lab.be/2022/05/06/adr-awareness-voor-laboratorium-medewerkers
Gevaarlijke stoffen: wat is stikstof, koolstofdioxiode of Ammoniak en wat is nu gevaarlijk voor het milieu?
Bij een volledige verbranding van koolstofhoudende stoffen reageert de koolstof (C) met zuurstof (O2) en wordt koolstofdioxide (CO2) gevormd. Een andere naam voor CO2 is koolstofdioxide. Het wordt gevormd bij volledige verbranding van koolstof of koolstofhoudende verbindingen. Je moet daarbij denken aan de verbanding van olie, kolen en gas. Te hoge concentraties van deze koolstofdioxide heeft een negatief effect op het milieu. De klimaatverandering wordt mede veroorzaakt door te hoge concentraties van deze CO2 in de atmosfeer. Maar volgens veel wetenschappers staat niet vast dat CO2 een broeikasgas is. Planten nemen grote hoeveelheden CO2 op om de koolstof te gebruiken voor hun groei. Een hectare gras en een hectare graan nemen per jaar 20.000 kilo CO2 op.
Stikstof (N2) is een kleur- en reukloos gas dat overal om ons heen is. Ongeveer 78% van alle lucht bestaat uit stikstof. Stikstof is van zichzelf niet schadelijk voor mens en milieu. Er zijn ook verbindingen van stikstof in de lucht die wel schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu. We hebben het dan over Stikstofoxiden (NOx) en Ammoniak (NH3).
Stikstofoxiden (NOx) komen vooral in de lucht terecht door uitlaatgassen van het verkeer en de uitstoot van industrie. Ammoniak (NH3) komt met name van dieren vrij uit de mest en urine. Een klein deel komt uit overige bronnen zoals industrie, de bouw en het verkeer. Boeren gebruiken mest van dieren en kunstmest om hun land te bemesten. Een deel van die mest verdampt als ammoniak en komt zo in de lucht. Veel mensen gebruiken kortweg het woord ‘stikstof’ als het over deze verbindingen gaat. Soms wordt het ‘reactief stikstof’ genoemd. Het zijn de stikstofoxiden (NOx) en Ammoniak (NH3) die gevaarlijk zijn voor het milieu.
Meer kennis hebben over gevaarlijke stoffen? Wij hebben een E-learning gevaarlijke stoffen voor u.